Vandaag is het Beltane. Maar wat doe ik eraan? Geen wellustige overdaad aan groene, Engelse welvingen dit jaar of zijdezachte Schotse pieken, of het zilt van de ruwe Ierse vloedlijn om mijn tenen te kussen. Ik stap in herhaling. Bij de wilgentroon is het stiller dan anders. De menselijke ruis heeft zich vandaag teruggetrokken. Zo niet het kabaal in mijn hoofd. Het is er drukker dan anders. Mijn gedachten lopen gretig langs marktkramen van zorgen en herinneringen. Het heeft geen zin. De ochtend vraagt iets anders.
Ik sta op. Een man loopt met een visnetje aan een van de poeltjes. Ik voel een kinderlijke dankbaarheid. Die is vuilnis aan het rapen. Ik pluk een stuk bouwschuim van tussen de penen. Mijn bijdrage.
Hij licht op wanneer hij mij ziet. 'Ik ben watervlooien aan het vangen. Voor de vissen in mijn vijvertje.' Ik luister vrolijk, en steek het schuim in mijn zak.
Net voor ik aan het bruggetje kom, dwalen mijn gedachten al af naar de koele aarde, seffens, onder mijn blote voeten. Plots schieten mijn oren wakker. Een verre roep, een flard. Ik wacht en tuur over de velden. Het zal wel niks geweest zijn. Fantoompijn. Van over de rivier komt een vogel mijn richting uit gevlogen. Ineens weet ik het zeker. Dat silhouet, die vlucht, deze wulpse meitijd. Hij landt net voorbij mij in een boom die ik niet meer kan zien.
'Koekoek!' roept hij eenmaal.
Beltane zegeningen!