Avonduur

Op zeldzame dagen krijg ik mijn kuiken uit haar holletje gelokt. Scherpe sneeuwvlokjes kletsen in ons gezicht. Ik heb het over de doden, en hoe we daar geen angst voor moeten voelen. Het kuiken knikt. Ik heb het vooral tegen mezelf.

De ganzen zijn onrustig. We soppen in het veld. Het water vloedt steeds breder. Onze voeten zoeken kleine eilandjes. Ik volg dankbaar het jongske, dat vanavond schik lijkt te hebben in de stilte. Er wordt niet gezeurd over altijd maar datzelfde pad. We zijn op avontuur. Het duister neemt net genoeg voorspelbaarheid weg om dat vleugje onzekerheid te voelen. Maakt het herkenbare onherkenbaar. Vaagt de beknellende onvrijheid uit. In het duister zijn we vrij. Wanneer het licht vervaagt dat de werkelijkheid onwrikbare contouren geeft, wrijft het duister de lijnen uit. En voelen we de onmetelijke ruimte van mogelijkheden in de zwarte leegte. Kan ik ongestoord verdwalen in mijn verbeelding.

Dra wordt het weer licht. Vlak voor een seizoen kantelt, zakt de weemoed in mijn botten. Wanneer het afscheid onontkoombaar voor je ligt, kan je plots alleen nog de schoonheid zien van wat je zal verliezen. Alle kwellingen verbleken bij het besef van wat verdwijnt.

'Zal ik hier over de draad kruipen?' vraagt het kuikske. 'Niet als je in de beek wil belanden', glimlach ik. De betovering is al weggezakt. Het pad is weer het pad, het veld gewoon veld. De eindeloze woeste grasvlakten opgelost in het schijnsel van de straatlantaarn. Zo donker is het dan toch niet.